Wilde peen of Daucus carota, ook wel vogelnestje genoemd, is een plant uit de schermbloemenfamilie (Umbelliferae of Apiaceae). De plant komt algemeen voor in de Benelux.

De plant onderscheidt zich van de bekende oranjegele wortel of waspeen (Daucus carota subsp. sativa) door zijn penwortel die wit, vertakt en minder vlezig is. De geur van de wortel is echter onmiskenbaar. Wilde peen komt voor in droge graslanden, bermen, dijken en duinen. De plant wordt 30-90 cm hoog.
Kenmerken van de wilde peen:
Grondsoort: Ideaal droge voedselrijke grond.
Doorgaans: Alle grondsoorten behalve veen
Bodem: Droge, kalkhoudende en arme grond. Grasland en bermen, velden
Standplaats: zonnig, droog
Hoogte: 30 tot 90 cm
Kleur: witte schermbloemen
Belangrijk: De wilde peen is de gastheer voor de Koninginnepage, een grote en bijzonder fraaie vlinder.

Deze plant zet je in je tuin voor de vlinders en niet om te eten. Dan kun je beter gewone wortels in je tuin zetten. Die zijn lekkerder en vooral veel groter. Heb je een beetje een wilde tuin dan kun je bij de betere (biologische en organische) zaadhandel goed zaad krijgen.
Wilde peen is een tweejarige plant. De soort heeft koude nodig voor ze kan bloeien (stratificatie). In het tweede jaar, na de winter, gebruikt de plant de opgeslagen voedingsstoffen uit de wortel voor de verdere groei en ontwikkeling. De soort bloeit in juni tot de herfst met schermen.

Het scherm bestaat uit vele stralen, waarvan de buitenste bij rijping in de vorm van een “vogelnestje” naar binnen zijn gebogen. De bloemetjes zijn wit of roze met in het midden van het scherm vaak een plukje zwart-purperachtig. De plant is rijk aan caroteen en vitamine B.
In het eerste jaar zijn de witte wortels eetbaar. In het tweede jaar gebruikt de plant de voedingsstoffen in de wortel om te bloeien.
Zaaien:
Zaai wilde peen zaden tussen mei en midden september. Hoe zonniger de plek hoe beter. Schoffel de grond om en strooi de zaden uit. Druk de zaden de grond in of bedek ze zeer lichtjes met 0,5 cm aarde. De plant bloeit van juni tot en met september.
Informatie van Wilde Planten
Bodem:
Zonnige, open tot grazige plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, hoogstens matig bemeste, vaak kalkhoudende grond (mergel, löss, leem, zand, zavel, lichte klei en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen:
Grasland (licht bemest grasland, hooiland en kalkhellingen), bermen, dijken, zeeduinen (duinhellingen), braakliggende grond, industrieterreinen, haventerreinen, langs spoorwegen (spoorbermen en spoorwegterreinen), ruigten, afgravingen (kleigroeven, leemgroeven en steengroeven) en op de bovenste randen van kwelders (schorren).
Geef een reactie