Een artikel met wat extra tips voor het kweken van latyrus. De Latyrus of lathyrus klimt en verspreid een goddelijk geur. Weinigen weten dat het de lievelingsbloem was van koningin Juliana.
De Latyrus of pronkerwt of siererwt
Het zaad gaat half februari de grond in. Binnenshuis uiteraard, anders hebben alleen de vogels en de muizen er plezier van. Omdat lathyrus een harde zaadhuid heeft, is het verstandig om die eerst zacht te maken. Een kwestie van een koffiefilterzakje in een dun laagje regenwater leggen, daar de zaadjes op uitspreiden en die 12 uur laten liggen. Daarna een bakje voor tweederde met vochtige zaaigrond vullen, de zaden er in leggen en bedekken met een dun laagje zaaigrond. Besproeien met water en het bakje afdekken met een plastic zak of plasticfolie. Wegzetten bij een graad of 18 en het plastic, wanneer de zaden na een dag of tien ontkiemen, eraf halen.
Half maart mogen de plantjes verhuizen naar aparte potjes. Eind maart of begin april kunnen ze in een platte bak naar buiten om aan de kou te wennen en half april mogen ze dan eindelijk de volle grond in.
Het spreekt vanzelf dat je de opbindsystemen zoals gaas, touw of klimrekken dan al hebt aangebracht. Draai de scheuten rondom verticaal gespannen touwen of een wigwam, en draai ze met de zon mee.

Belangrijk:
Heel belangrijk bij het kweken van lathyrus is dat er vruchtwisseling wordt toegepast. Dat betekent dat je lathyrussen niet plant op de plek waar ze verleden jaar stonden, omdat ze dan last kunnen krijgen van een schimmel en afsterven.
Dieven
Wil je een plant met lange stelen en grote bloemen, blijf dan de zijscheuten (dieven) weghalen. Doe je dat niet, dan krijg je kleinere, maar wel veel meer bloemen. Een snelle groeier als lathyrus heeft uiteraard voeding nodig en krijgt daarom tijdens de groei bij elke derde watergift 1 gram kunstmest (20-20-20) per liter. Volgens Ruesink hoeven de planten niet getopt te worden, omdat ze automatisch jonge scheuten maken.
En ja, de bloemen moeten constant worden geplukt. Als je dat niet doet en de plant de kans geeft om peulen te vormen, houdt de bloei op en zit je met een plant vol peulen. Je denkt misschien dat dat zaadjes oplevert, maar nee: in ons land worden de peulen niet rijp.
Soorten
Van de lathyrus bestaan 170 rassen. Er zijn eenjarige en meerjarige soorten, die allebei voors en tegens hebben. De eenjarigen (L. odoratus) ruiken bijvoorbeeld heerlijk, maar kunnen niet tegen nachtvorst. Terwijl de bloemen van de vaste lathyrussoorten (zoals L. latifolius en L. vernus) wel tegen vorst bestand zijn en minder gevoelig zijn voor schimmels, maar geen geur hebben en in een vaas minder lang houdbaar zijn. L. latifolius is een klimplant die drie meter hoog kan worden. Vind je dat te lang, laat hem dan in het begin een tijdje over de grond kruipen en bind hem later pas op. L. vernus bloeit al in april en is geen klimmer maar een keurig polletje. Wil je heel veel lathyrus, dan komt L. grandiflorus in aanmerking. Met zijn wortelstokken breidt hij zich onstuitbaar uit.
Er zijn ook soorten die geschikt zijn om in een pot, kuip of hangmand te zetten. Ze blijven laag, zoals de ‘Cupid’-soorten die korte ranken maken en nauwelijks geuren. Staan ze in een donkere pot, dek die dan af tegen de zon, anders krijgen de planten het veel te warm.
Deze tips zijn een uittreksel van een Artikel in de Trouw.
Geef een reactie